Geschiedenis en oorspronk biologische wijnen

De geschiedenis van de biologische wijnproductie gaat terug tot de oude beschavingen, waar wijn werd gemaakt met behulp van natuurlijke gistingsprocessen zonder toevoeging van chemicaliën of kunstmatige ingrepen. In de loop der tijd werden deze traditionele wijnproductiemethoden geleidelijk vervangen door meer industriële en gestandaardiseerde benaderingen, die vertrouwden op het gebruik van pesticiden, additieven en andere chemicaliën om het gistingsproces te beheersen en de stabiliteit en consistentie van de wijnen te verbeteren.
De laatste jaren is er echter een heropleving van de belangstelling voor natuurlijke en biologische wijnproductie, waarbij veel wijnmakers en consumenten op zoek gaan naar wijnen die volgens meer traditionele, duurzame en holistische methoden worden gemaakt. Deze beweging, bekend als de natuurlijke wijnbeweging, heeft wereldwijd aan populariteit gewonnen en heeft geleid tot hernieuwde aandacht voor de unieke smaken, aroma’s en gezondheidsvoordelen van biologische wijnen.
In oude beschavingen werd wijn gemaakt van druiven die met de hand werden verbouwd en geoogst, en gefermenteerd met behulp van natuurlijke gisten die op de druiven zelf aanwezig waren. Door dit proces, bekend als spontane gisting, konden de wijnen hun eigen unieke smaken en aroma’s ontwikkelen, die werden beïnvloed door het specifieke terroir en klimaat van de streek waar de druiven werden verbouwd.
Een van de vroegste beschavingen die een verfijnde wijncultuur ontwikkelden waren de oude Grieken, die bekend stonden om hun liefde voor wijn en hun uitgebreide kennis van wijnbouw en wijnmaken. De Griekse filosoof Aristoteles, geboren in 384 voor Christus, schreef uitgebreid over wijn en de rol ervan in de samenleving, en kreeg de eer als een van de eersten de verschillende soorten wijn in te delen op basis van hun kleur, aroma en smaak.
De Romeinen hadden ook een sterke traditie van wijnproductie, en in hun rijk lagen enkele van de beroemdste wijnbouwgebieden van de oude wereld, waaronder Toscane, Bordeaux en de Rhônevallei. De Romeinen stonden bekend om hun geavanceerde wijnbouwtechnieken, waaronder het gebruik van eiken vaten voor rijping en de ontwikkeling van specifieke wijnbouwpraktijken om de smaak en kwaliteit van de wijnen te verbeteren.
In de Middeleeuwen bleef de wijnproductie zich ontwikkelen, waarbij veel Europese kloosters en abdijen centra van wijnbouw en wijnvernieuwing werden. De monniken en nonnen die in deze gemeenschappen woonden, legden zich toe op de productie van kwaliteitswijnen, en zij ontwikkelden veel van de technieken en methoden die nu nog steeds worden gebruikt bij de productie van natuurlijke en biologische wijnen. Zo leerden zij onder andere hoe ze de beste druivensoorten moesten kiezen, hoe ze de wijn moesten laten rijpen en hoe ze de wijn moesten bottelen en bewaren. Deze kennis en expertise droegen bij aan de reputatie van de Europese wijnen en maakten ze tot een waardevolle bron van inkomsten voor de kloosters en abdijen. Tegenwoordig worden de wijnbouwtechnieken die in de Middeleeuwen werden ontwikkeld, nog steeds gebruikt om kwalitatief hoogwaardige wijnen te produceren.